Klassieke benadering / Lichte benadering:
overeenkomsten en verschillen.
Timing
In een klassieke benadering vormt de teleenheid de ritmische basis (de puls). De zware en lichte maatdelen zorgen in de diverse maatsoorten voor het juiste metrum. De dirigent bepaalt het tempo en geeft dat ook aan. Onderverdeling in de slag is alleen in langzame tempi mogelijk. Het gevolg is een (lichte) vertraging tussen aangeven en spelen. De dirigent zit dus voor de tel en de speler erop of een beetje erna en geeft inzetten een tel eerder dan er gespeeld wordt. Zo is ook uit zijn voorbereidende beweging het tempo bij het aftellen duidelijk. Meestal dus enkel één tel of maat als het in enen gaat.
Het slagwerk of de ritmegroep volgt de slag met een ondersteunende ritmische functie en extra klankkleur.
Het tempo en ritme volgen de interpretatie van dirigent en solist en volgen primair de interpretatie van de melodische lijnen. Bij het uitrekken of versnellen van het tempo in gaat iedereen en alles mee .
De articulatie en het betonen volgen het metrum (zwaar en lichte maatdelen) en zijn smaak en vooral stijlgebonden .
In een lichte benadering is de tel (beat) onderverdeeld in achtsten, zestienden of triolen
( pulsen) of in zowel triolen als achtste en zestienden tegelijk. Uitgangspunt voor deze onderverdeling zijn de verschillende stijlgebonden ritme patronen. Het metrum wordt dus bepaald door de onderverdeling van de tel en het opschuiven van de tel binnen de maat of maten.
Simpel gezegd zit de 1 op de eerste tel maar de rest van de tellen zit niet exact op de tel maar er voor of er na! (Maximaal zo’n 10 milliseconden). Dit uitrekken of inkrimpen van de beat over één of meerdere maten is de basis van iedere swing of groove. Let wel na iedere herhaling van één of meerdere maten (loop)zit de 1 weer op één zodat er geen algehele versnelling of vertraging plaats vindt (eivormig wiel).
Het ritme de groove is dus bepalend voor de interpretatie van de melodie en de ritmiek in het arrangement.
Ritmische patronen (met een verschillende onderverdeling van de tel) passen in en over elkaar (polyritmiek). De verschillende melodische lijnen moet niet alleen altijd in het ritme passen maar deze ook ondersteunen. De dirigent geeft inzetten, dynamiek en sfeer aan, maar de maat slaan op basis van teleenheid geeft niet voldoende indicatie voor een juiste ritmische interpretatie. De onderverdeling van tellen is te horen uit de patronen vanuit de ritme groep. Maar let wel “de ritme groep” is dus iedere sectie die een ritmisch patroon toevoegt!! En kan dus iedere sectie binnen het orkest zijn!
Zeer belangrijk is het dus dat iedereen in het orkest het zelfde ritme voelt en ondersteunt (hetzelfde “timed”). Anders komt de boel nooit ritmisch strak onder elkaar te staan!
Het aftellen van de dirigent is meestal 2 of soms 4 maten. Dus 1 ,2 , 1234 of 123 123.
Dit is om het tempo goed van te voren vast te leggen zodat iedereen gelijk in kan stappen in de rijdende trein en de boel niet langzaam op gang komt.
Klankkleur
Waar in een klassieke benadering de klank op het podium mengt en vervolgens de zaal in gaat. Is er bij lichte muziek vaak sprake van een kunstmatige balans (versterking ) tussen de verschillende instrumentgroepen en solisten. Ook moet de klank zoveel mogelijk direct ( geprojecteerd) de zaal in .
“Alles wat je ziet kan je beter horen”.Bij scherp koper moet je dus als luisteraar in de beker kunnen kijken. Gevolg is een sizzle en energie in het geluid met als gevolg veel betere onderlinge balans en plaatsing in het (stereo) beeld zonder volume toename!!.
Zeker met een half akoestische balans is het essentieel dat iedereen elkaar goed hoort (direct of via monitor) zodat alles ritmisch onder elkaar de zaal in gaat. Ook de balans in de zaal tussen direct en indirect geluid is alles bepalend voor een transparant geluidsbeeld.
Articulatie
In lichte muziek is de articulatie vooral in dienst van de ritmiek. Zo is een korte noot extreem kort! Afsluiten met de DATT of TATT ! Puntjes, streepjes en kapjes moeten als op een slaginstrument “percussief” gedacht worden. Er zijn talloze verschillende speelmanieren, deze zijn evenals in de klassieke muziek smaak en stijlgebonden. Vanzelfsprekend is het belangrijk allemaal in het orkest naast dezelfde timing ook dezelfde articulatie te spelen!
- Lange noten worden meestal zonder vibrato en de volle lengte uitgespeeld!
- Niet alleen gelijk beginnen maar ook gelijk stoppen.
- Beweging in een lijn moet uitkomen niet doorzetten in een lange noot.
- Globaal in een melodische lijn crescendo naar boven en decrescendo naar beneden.
- Als jouw stem blijft liggen maar die van je lead (eerste stem) loopt omhoog ga je als gehele sectie in dynamiek mee!
- In een sectie bij unisono (veel) minder sterk spelen als bij meerstemmigheid.
- Kleur naar je lead en steun hem als onderstem in tutti’s.
In Jazz is er een “ dikke tong” articulatie (met weinig tong en meer ademaanzet) en natuurlijk de `triolenfeeling`.Dit houdt in dat in swing de achtstenoten gespeeld worden als triolen waarvan de eerste twee aan elkaar over gebonden worden. Ook krijgt de tweede achtste noot ,de syncope, het accent!
Dus niet TA- ta , maar da -DA. Dit swingt en klinkt soepel en bijna legato. Hoe sneller het tempo hoe minder triolenfeeling !!
Latin , pop en rock zijn vaak recht wat interpretatie van de achtstenoten betreft , soms puntiger , meer met de aanzet Tu en Ta, gespeeld. Wel is hier vaak weer het adem accent op de syncope .
De speelmanier, accenten en articulatie, zijn af te leiden uit de drum en percussie patronen! CLAVE…
Balans
In pop wordt over het algemeen zachter en nog iets puntiger (op de microfoon) gespeeld dan latin of jazz waar meer een akoestische balans is van uit de volksmuziek.
Speel dus altijd zo zacht mogelijk maar……. met een optimale energie en projectie. Richt je klank de zaal in. Sterk is dus niet hard maar ver! Zacht dichtbij. Maar maak samen als sectie en onder elkaar tussen de secties de dynamiek zo levendig mogelijk. De solist de melodie (en tekst) blijven het uitgangspunt in ieder arrangement en als je als muzikant niet weet wie of wat je begeleid gaat het mis.
Algemeen
Wees stijl bewust. Luister naar de originele opnamen van arrangementen en speel mee.
Neem het vervolgens eens op en luister het terug.( kan op een memo recordertje kwaliteit is onbelangrijk). Houdt het simpel in de ritme groep en weet wat in een bepaalde passage je functie is: melodisch, harmonisch of ritmisch. Weet in het arrangement met wie je in het orkest die functie deelt.
Speel nooit sterker dan je aanvoerder (lead) maar geef wel steun.
Meng en swing & have fun !!
Evert Kreulen,trompetdocent CvkRoosendaal