't Was leuk...
Soms moet een mens eens gek kunnen doen. In dat verband moet ik je even mijn ervaringen vertellen. De zangvereniging, waar ik lid van ben, geeft onderdak aan allerlei koren. Natuurlijk is er een groot gemengd koor en een shantykoor. Maar men boort ook andere repertoires aan, die door wisselende groepen worden vertolkt. Zo probeert de zangvereniging te overleven in deze moeilijke tijden en een brede groep mensen te interesseren voor het zingen in welke vorm dan ook. Jaarlijks geven ze twee uitvoeringen in één weekend, die altijd al ruim van tevoren zijn uitverkocht. Afgelopen weekend was het zo ver. Ruim honderd zangers en zangeressen betraden het podium. Niet allemaal tegelijk natuurlijk. Er passeerden gedurende twee en een half uur een kinderkoor (Ozewiezewoze), een shantykoor (de Jongbloedvaarders), een popkoor met tieners (projectkoor), een groot gemengd koor (Pur Sang), een cabaret-“koor” (De Wandeling) en De Uitdaging.
De Uitdaging! Een uitdaging moet je aannemen. Elk jaar vraagt het bestuur aan de verschillende groepen, wie de Uitdaging komend jaar aanneemt. Dit jaar waren het de Jongbloedvaarders, die die wel op zich wilden nemen. Acht kerels besloten om de Dubliners te imiteren. In aflevering 16 van dit blog heb ik het daar al eens over gehad. Toen kon ik vanwege de gebruikelijke geheimhouding over hoe De Uitdaging er uit gaat zien nog geen man en paard noemen. Toen was de start, nu is het afgerond. In de tussentijd is er hard geoefend: op het zingen – Ierse teksten zijn niet makkelijk -, op het bespelen van de verschillende instrumenten én op de choreografie. Er is veel pret gemaakt en bergen van schroom zijn overwonnen, want vorige generaties waren wat minder los dan de huidige. Tussen de jongste en de oudste deelnemer aan de Uitdaging zat uiteindelijk meer dan 50 jaar… De liedjes instuderen was geen punt. Wat ik in aflevering 16 beoogde is ruim gelukt. De zangers in beweging krijgen bleek eigenlijk ook geen probleem, al kan ik niet zien, wat voor moeite het hun van binnen heeft gekost. En zelfs het bespelen van hun zelf gekozen en soms zelfs zelfvervaardigde instrument is goed gelukt. Voor de toeschouwers moest het lijken of wij een stel stamgasten van een pub waren, die elkaar daar dagelijks ontmoetten en met zingen en een biertje de gezelligheid verhoogden. In een pub is niets georganiseerd. In een pub loop je willekeurig door elkaar. In een pub wordt een lied wel eens afgebroken, omdat iemand iets afwijkends doet of een gekke opmerking maakt. In een pub komen en gaan mensen.
En al die facetten hebben de heren(en één dame) met veel energie op het toneel gezet.
Het was een succes. Vooral voor ons zelf. Gitaren, die al meer dan 10 jaar niet meer waren aangeraakt zijn afgestoft en worden – ook na de uitvoering – weer regelmatig gebruikt. Mijn banjo heeft na 42 jaar eindelijk een nieuw vel gekregen en het spelen daarop is weer nieuw en dus leuk. Of de tamboerijn en het washboard nog gebruikt zullen worden vraag ik mij af. Hoewel de spelers zeer enthousiast waren, hebben zij maar beperkte mogelijkheid om thuis in hun eentje het instrument te gaan beheersen. Ze hebben zonder twijfel al heel veel opmerkingen over “dat ding” gehoord en anderen zullen wel stiekem gedacht hebben: “gaat het wel goed met hen?” Dat zal misschien ook wel gegolden hebben voor de tin whistle-speler, hoewel hij nog een melodie kon produceren en dat geeft toch wat meer erkenning dan een ritme-instrument als de schellenring.
Samenvattend: het was een leuke ervaring. En hoe blij ik ook ben niet meer onder etenstijd weg te hoeven voor een repetitie, ik zal de pret en het enthousiasme missen.
Dick
Soms moet een mens eens gek kunnen doen. In dat verband moet ik je even mijn ervaringen vertellen. De zangvereniging, waar ik lid van ben, geeft onderdak aan allerlei koren. Natuurlijk is er een groot gemengd koor en een shantykoor. Maar men boort ook andere repertoires aan, die door wisselende groepen worden vertolkt. Zo probeert de zangvereniging te overleven in deze moeilijke tijden en een brede groep mensen te interesseren voor het zingen in welke vorm dan ook. Jaarlijks geven ze twee uitvoeringen in één weekend, die altijd al ruim van tevoren zijn uitverkocht. Afgelopen weekend was het zo ver. Ruim honderd zangers en zangeressen betraden het podium. Niet allemaal tegelijk natuurlijk. Er passeerden gedurende twee en een half uur een kinderkoor (Ozewiezewoze), een shantykoor (de Jongbloedvaarders), een popkoor met tieners (projectkoor), een groot gemengd koor (Pur Sang), een cabaret-“koor” (De Wandeling) en De Uitdaging.
De Uitdaging! Een uitdaging moet je aannemen. Elk jaar vraagt het bestuur aan de verschillende groepen, wie de Uitdaging komend jaar aanneemt. Dit jaar waren het de Jongbloedvaarders, die die wel op zich wilden nemen. Acht kerels besloten om de Dubliners te imiteren. In aflevering 16 van dit blog heb ik het daar al eens over gehad. Toen kon ik vanwege de gebruikelijke geheimhouding over hoe De Uitdaging er uit gaat zien nog geen man en paard noemen. Toen was de start, nu is het afgerond. In de tussentijd is er hard geoefend: op het zingen – Ierse teksten zijn niet makkelijk -, op het bespelen van de verschillende instrumenten én op de choreografie. Er is veel pret gemaakt en bergen van schroom zijn overwonnen, want vorige generaties waren wat minder los dan de huidige. Tussen de jongste en de oudste deelnemer aan de Uitdaging zat uiteindelijk meer dan 50 jaar… De liedjes instuderen was geen punt. Wat ik in aflevering 16 beoogde is ruim gelukt. De zangers in beweging krijgen bleek eigenlijk ook geen probleem, al kan ik niet zien, wat voor moeite het hun van binnen heeft gekost. En zelfs het bespelen van hun zelf gekozen en soms zelfs zelfvervaardigde instrument is goed gelukt. Voor de toeschouwers moest het lijken of wij een stel stamgasten van een pub waren, die elkaar daar dagelijks ontmoetten en met zingen en een biertje de gezelligheid verhoogden. In een pub is niets georganiseerd. In een pub loop je willekeurig door elkaar. In een pub wordt een lied wel eens afgebroken, omdat iemand iets afwijkends doet of een gekke opmerking maakt. In een pub komen en gaan mensen.
En al die facetten hebben de heren(en één dame) met veel energie op het toneel gezet.
Het was een succes. Vooral voor ons zelf. Gitaren, die al meer dan 10 jaar niet meer waren aangeraakt zijn afgestoft en worden – ook na de uitvoering – weer regelmatig gebruikt. Mijn banjo heeft na 42 jaar eindelijk een nieuw vel gekregen en het spelen daarop is weer nieuw en dus leuk. Of de tamboerijn en het washboard nog gebruikt zullen worden vraag ik mij af. Hoewel de spelers zeer enthousiast waren, hebben zij maar beperkte mogelijkheid om thuis in hun eentje het instrument te gaan beheersen. Ze hebben zonder twijfel al heel veel opmerkingen over “dat ding” gehoord en anderen zullen wel stiekem gedacht hebben: “gaat het wel goed met hen?” Dat zal misschien ook wel gegolden hebben voor de tin whistle-speler, hoewel hij nog een melodie kon produceren en dat geeft toch wat meer erkenning dan een ritme-instrument als de schellenring.
Samenvattend: het was een leuke ervaring. En hoe blij ik ook ben niet meer onder etenstijd weg te hoeven voor een repetitie, ik zal de pret en het enthousiasme missen.
Dick