Soms heb je weleens een melige bui. Druilerig weer buiten. Sinterklaas net aangekomen... Binnen heb je veel te doen, maar nergens zin in. Je staart wat naar je toetsenbord en denkt: wat nu…
Een fors aantal jaren geleden – het was nog in de vorige eeuw – was er een tv-spelletje, waarbij geïmproviseerd werd op de letters van namen. Iemand riep zijn naam en de pianist (volgens mij was dat Louis van Dijk in zijn jonge jaren en als hij het niet was, had hij het kunnen zijn) destilleerde de “muzieknoten” uit de naam: Christoffel = C B (h) Es F F E. En op dat thema werd vervolgens gepreludeerd.
Hoe zit dat met de bigband Coevorden. Wat gebeurt er als je alle namen achter elkaar zet en er de noten uithaalt? Ik heb het gedaan, te beginnen bij de voorste rij (Henk, baritonsax, meteen een Duitse B erbij!) en opwerkend naar de climax: Gerard. Dat betekent wel automatisch, dat het stuk of in D zal moeten staan, of erg onbevredigend zal eindigen. Nou ja, je kan niet alles hebben.
Sommige van ons hebben zeer “muzikale” namen: Desiree (trompetist) spant de kroon, maar ook Annelies (altsax), Stefan (slagwerk) en (hoe kan het anders) Gerard zijn dankbare objecten voor experimentele muziek.
Maar Tim en Tom…
En hoewel Tom de band imiddels heeft verlaten, draag ik de compositie op aan Tim en Tom. Het nummer zal nooit de top 100 halen, maar je kan tenminste zeggen, dat er ooit een etude aan je is opgedragen...
De etude bestaat uit 3 delen:
1. Romance, ontstaan uit de eerste noten van alle namen: B-A-A-D-F-E-Eb-G-E-A-A-D-Eb-A-Eb-A-D-G
2. Menuet, opgebouwd uit de 2e letters van de bandleden, zover ze die dan nog beschikbaar hebben: E-E A-A-C A-E-A-E-Eb-Eb-E-E-E-A-E
3. Adagio, uit de 3e letters: E-Eb-E-E-Eb-F-E-A
Nu ben je natuurlijk nieuwsgierig, hoe het klinkt. Ja, probleempje. Melig zijn is één, maar een goede improvisatie schrijven is iets anders. De thema’s, tenminste één ervan, kun je hier horen, maar ik weet zeker, dat docenten van CQ deze thema’s wel verder willen uitwerken met hun leerlingen.
Bij de diverse uitvoeringen zitten Tim en Tom dan op de eerste rij…
Improviseren is eigenlijk hetzelfde als componeren. Het is een soort sneldichten. Waar een componist de tijd neemt om de noten in het juiste evenwicht te krijgen t.o.v. elkaar en het geheel, daar beslist de improvisant (nieuw woord) in een fractie van een seconde. Hij heeft dan wel de steun van een vastliggend akkoordenschema. Maar toch kan dat makkelijk mis gaan, weet ik uit eigen ervaring. Er zijn tijden geweest, dat ik dacht, dat improviseren het summum was van vrij spelen, dat je je kon laten gaan en alle gevoelens vertalen in ontroerende en wanhopige klanken, danwel confronterende en juichende tonen. Maar niets is minder waar. Natuurlijk speelt je emotionele stemming een rol, maar improviseren is vooral rekenen in mijn geval: akkoorden herkennen, de voortekens plaatsen, drie-, vier en vijfklanken kunnen spelen en dan ook nog tellen. Misschien moet ik overgaan naar vrije jazz. Ik meen me te herinneren dat in de 2e helft van de vorige eeuw de vrije jazz (free jazz) een poosje bekendheid kreeg en nog wel eens te horen was op de radio. Dat “vrij” duidde op het spelen zonder je te storen aan sociale, historische, psychologische en muzikale regels. Luister maar naar de opname hierboven. Maar als je beschouwingen leest over free -jazz-musicians als Paul Flaherty en Vartan Mamigonian (je kende ze natuurlijk al!) merk je, dat zij in al hun vrijheid zichzelf eigen muzikale regels oplegden. “Vrij” – en dan bedoel ik helemaal vrij van alles – bestaat gewoon niet, ook niet in de muziek. Wel een troost voor me....
Dick