Ieder jaar kijk ik weer verlangend uit naar het kerstpakket. Ook al ben ik tegenwoordig vrijwilliger en werk ik niet meer in een dienstverband, de spanning blijft hetzelfde. En datzelfde kerstpakket is daarom altijd een dankbaar onderwerp onder leeftijdgenoten op feesten en partijen. Wat heb jij gehad dit jaar? Eetbaar? Nuttig? Ecologisch? Solidair? Luxe? Zo ook gisterenavond op de verjaardagen van Rieks en Geziena in G. (al 50 jaar getrouwd en beide rond Kerst jarig). We zaten met z’n allen rond de keukentafel en het duurde niet lang voor het kerstpakket 2011 ter sprake kwam. Roely, de buur van Henk van Jan, die vrijwilliger is in het Hunebed Centrum, kwam met een hilarisch verhaal. Nu moet je weten, dat het HC drijft op vrijwilligers. Zonder vrijwilligers kunnen ze de tent sluiten, zoals dat bij veel musea, buurthuizen en andere openbare, recreatieve of culturele instellingen het geval is. Het HC zorgt dus goed voor zijn vrijwilligers, zou je denken. En inderdaad, aan het einde van het jaar is er een bijeenkomst, waar met veel tamtam het kerstpakket wordt uitgereikt. “Dit jaar”, sprak Roely: “dit jaar had de directie gekozen voor een oliebollen-plus-pakket.” Met een glimlach waren ze begonnen met uitpakken. Dankzij de “app”-jes van AH en Xenos konden ze tegelijkertijd een redelijke inschatting maken van de kosten en moeite die de directie zich bespaard had. Gradus, de man van Roely vroeg zich af of Roely wel oliebollen kon bakken. Net als alle andere buren uit het buurtschap en de aangrenzende dorpen, steunen ze al decennia lang de plaatselijke voetbalvereniging, die elk jaar de oliebollenbevoorrading voor zijn verantwoording neemt: geen stank in huis, thuisbezorgd en goedkoop. Vol verontwaardiging keek Roely Gradus aan. Alsof ze nog nooit oliebollen had zien bakken. Haar moeder deed dat vroeger in het schuurtje. Zo moeilijk kon dat toch niet zijn en toen moesten ze nog zelf de gist toevoegen en hadden ze niet zo’n handig all-in-one pak meel. “La zien”, sprak Gradus en na deze historische woorden gingen ze beide aan de slag. Er was een kom. De afmetingen én het materiaal was gelijk aan de waterbak van een bordercollie. Maar daar zal wel over nagedacht zijn. Het meel werd in de bak gedaan en de juiste hoeveelheid water toegevoegd. De meegeleverde beslagklopper werd ter hand genomen, of liever: tussen de wijsvinger, middelvinger en duim geklemd, omdat de afmetingen wat beperkt waren. “Roer het geheel tot een soepel beslag”. Ja, ja… Gradus, die op het land altijd met apparaten werkt, nam deze taak op zich. De klopper vulde zich spontaan met een grote klomp stopverfachtig beslag, dat met geen mogelijkheid uit de klopper te verwijderen was. Met messen en lepels werden de deegresten uit het gereedschap gepeuterd. Met 2 vorken en de aanbevolen pollepel werd vervolgens de klus geklaard. “Voeg eventueel rozijnen bij”. En ja hoor, het HC had de benodigde 2,5 ons rozijnen bijgeleverd. Met de pollepel lieten de gewelde rozijnen zich gewillig mengen met het koppige deeg. “Laat het deeg met plastic afgedekt 45 minuten rijzen”. Dat heet pas plannen! Precies genoeg tijd voor het journaal en een stukje DWDD.
De gasten rond de keukentafel kwamen niet meer bij van het lachen over dat verhaal. “Het is duidelijk crisistijd”, sprak Geziena, die Wereldoorlog II nog had meegemaakt, “ Maar soms is een dagelijks vriendelijk woord en oprechte belangstelling voor wat je doet, beter, dan het schenken van een ondoordacht pakket met een op de kopieermachine geproduceerd kaartje..”
We waren het er allemaal mee eens.
Dick