Het parkeerterrein is verlaten op 2 auto’s na. Die staan er al langer, gezien de plek waar ze zich bevinden: eerder ingebouwd door de karren van enthousiaste bezoekers, nu als 2 laatste stenen in een verloren spel Solitair. Ik laat mijn sax in de auto. Ben ik wel op de goede plek? Het grind knarst onder mijn voeten. Een deur model 1957 doemt op en laat zich openen. De geur van verdroogd zachtboard, zeil op de grond en pastelkleurtjes uit mijn jeugd. Nog een deur en dan sta ik in de zaal. Gelukkig, er zijn al heel wat mensen. Blijkbaar is er nog een andere parkeerplaats. Ik kijk rond. Houten tafeltjes, 4 stoelen er omheen. Geruit kleedje erop met een kunstboeketje en 4 kopjes, klaar om met koffie gevuld te worden. Donker door het vele hout. Ik krijg beelden van Lucky Luke en de saloons uit die verhalen. Argwanend kijk ik nog eens rond. Nee geen animeermeisjes aan de bar. Wel een figuur met wilde haren, die aan de zijkanten tot zijn schouders reiken als compensatie voor het gebrek aan begroeiing bovenop. Leeg toneel, geen can-can-danseresssen, maar had het zo maar gekund. Aan de muur een enkel hoofdstel en verder om de twee meter een klein schemerlampje met een vergeeld kapje met rouchjes uit grootmoeders tijd.
Of ja toch: My baby just cares! Fantastische pianosolo, gespeeld door Paul. En vlak ook de rest van de ritmesectie niet uit. De blazers hebben het grootste deel rust en kunnen eindelijk eens op hun gemak luisteren naar Dianne.
We spelen ons repertoire en ik merk dat ik de trombones vreselijk mis. Soms vallen er stiltes in de muziek. Niet, dat het publiek dat opvalt, die denken dat dat zo hoort. Maar voor je zelf is het storend. Blijkbaar zitten de orkestraties in ons gehoor gebakken. Na een uurtje zijn we klaar. Het was niet onze beste avond, vind ik, maar een kniesoor, die daar mee zit. Optreden is gewoon leuk!
Na ons treden onze collega’s uit Emmen op. Ook hier zijn alle leeftijdklassen vertegenwoordigd en ook hier gaat het met veel enthousiasme. Opvallend is het stijlverschil. Bij onze collega’s wordt meer geïmproviseerd en zijn de nummers dientengevolge langer. En daar waar Gerard achteloos en - schijnbaar? - ontspannen tussen de bandleden doorloopt, dirigeert Erik van de Weerd zijn ensemble redelijk strak.
Na afloop zoek ik mijn spullen bij elkaar en strompel met die onhandige kist terug naar de auto. Grind knarst en op de radio hoor ik Summertime. Wat een geweldig nummer blijft dat toch en het arrangement voor bigband, dat ik eerder die avond hoorde, moet toch eigenlijk ook door ons gespeeld worden. Stel je voor: Dianne, die ons teder en beschermend toezingt: "...until that morning nothing can harm you…"
Dick