De Prestatie
“Het wordt toch Lénte?” smeekte Gerard vertwijfeld. Niemand hoorde het. Als een schoolklas in de bus op schoolreis, zo druk was het in alle secties. En dan moesten we ook nog 2 nieuwe nummers instuderen. Als dat nu rustige en kalmerende titels waren… Maar nee! Het ene nummer heet On Broadway, niet bepaald een rustige straat, en het andere was meer een aanbeveling om door te gaan: Don’t Stop. Nou ja, na een opvoering is het in elk amateurgezelschap even een ontspannen chaos. Dat hoort er gewoon bij. Dat kun je niet zo maar stoppen. Orkesten en andere culturele gezelschappen repeteren een heel jaar in de beslotenheid van hun oefenruimte en dan, op die ene middag of avond, moet het eruit komen. Dan moet alles op zijn plaats vallen en wacht het applaus, dat hun beloont voor de inspanningen. De ontspannen oefensessies staan in schril contrast met de hartslagversnellingen vlak voor en tijdens de uitvoeringen. Waarom willen we dan toch optreden? Dat heeft denk ik te maken met “ons mensen”. Alles wat we doen moet een reden hebben. Je doet het toch niet voor niéts. En gewoon gezellig en geconcentreerd met elkaar muziek maken, toneel spelen, schilderen of goochelen, dat is het toch niet helemaal. Minstens één keer per jaar wil je je verantwoorden aan de buitenwereld over wat je hebt gedaan, dat jaar. En daarom organiseren we vioolconcerten in noodlijdende kerken, staan we op braderieën met beeldhouwwerk en zelfgemaakte kralenkettingen, organiseren we festivals en concoursen om onze shanties of klassieke werken te kunnen zingen en spelen bigbands in tochtige tenten funk en jazz, terwijl hun bladmuziek wegwaait. Ja, het is zelfs zo erg in Nederland, dat als je je inschrijft voor een werk/vakantieweekje, dan zul je zien, dat de cursusleider nadat hij zich heeft voorgesteld meteen begint over de afsluitende activiteit op het plaatselijke dorpsplein, waar heel het dorp voor is uitgenodigd. Zo hebben mijn acht medecursisten en ik een keer staan spelen in een vochtig en niet meer in gebruik zijnd kapelletje voor één dove fransman en zijn bejaarde moeder, die nog opgehaald moesten worden ook. Maar we doen het toch. Omdat het leuk is.
Naast leuk wordt het ook nog spannend, als je weet dat je uitvoering wordt beoordeeld. Dat kan in de vorm zijn van het applaus – het voelt zeker niet goed als na een concert iedereen zonder applaus snel de zaal verlaat – of in de vorm van een mondelinge of schriftelijke beoordeling: het juryrapport. Niemand verwacht te winnen, want dat hoort niet. Maar laatste worden? Dat wil niemand, ondanks dat het technisch gezien in alle gevallen iemand overkomt. Dus ontstaat er spanning: Gelukkig: een slechte generale; Wie zit er in de jury? Wie doet er nog meer mee? Vlak voor het optreden concludeer je met elkaar, dat het best goed zal gaan en dat we – hoewel we niet zullen winnen – ook geen laatste zullen worden. En met die achterliggende gedachte worden de appeltaarten op de jaarmarkt gekeurd door de Plattelandsvrouwen (sorry: Vrouwen van Nu), dansen de kinderen hun pas de deux voor aan hun balletjuf, inspecteert de koningin de schilderijen en etsen van hobbytekenclub “Ecolientje”, kietelen kanariekwekers hun vogels, opdat zij mooier zingen voor de keurmeester en presenteert het koor zich aan de provinciale afdeling van de Bond van Koren. Vlak na het optreden is iedereen eufoor: “wat ging het goed, hè, veel beter dan tijdens repetities, zag je hoe opgetogen het jurylid was, we waren veel beter dan de eerste bands, het applaus klonk harder dan voor de winnaar van vorig jaar” En dan het moment suprême. Iedereen wacht de uitslag af. Misschien worden we toch wel eerste…
Jammer de balletdanseres, de taartenbakster, de band, de schilder, de kanariekweker, de goochelaar, de violiste, het koor. Ze eindigen allemaal als laatste…
Dick
“Het wordt toch Lénte?” smeekte Gerard vertwijfeld. Niemand hoorde het. Als een schoolklas in de bus op schoolreis, zo druk was het in alle secties. En dan moesten we ook nog 2 nieuwe nummers instuderen. Als dat nu rustige en kalmerende titels waren… Maar nee! Het ene nummer heet On Broadway, niet bepaald een rustige straat, en het andere was meer een aanbeveling om door te gaan: Don’t Stop. Nou ja, na een opvoering is het in elk amateurgezelschap even een ontspannen chaos. Dat hoort er gewoon bij. Dat kun je niet zo maar stoppen. Orkesten en andere culturele gezelschappen repeteren een heel jaar in de beslotenheid van hun oefenruimte en dan, op die ene middag of avond, moet het eruit komen. Dan moet alles op zijn plaats vallen en wacht het applaus, dat hun beloont voor de inspanningen. De ontspannen oefensessies staan in schril contrast met de hartslagversnellingen vlak voor en tijdens de uitvoeringen. Waarom willen we dan toch optreden? Dat heeft denk ik te maken met “ons mensen”. Alles wat we doen moet een reden hebben. Je doet het toch niet voor niéts. En gewoon gezellig en geconcentreerd met elkaar muziek maken, toneel spelen, schilderen of goochelen, dat is het toch niet helemaal. Minstens één keer per jaar wil je je verantwoorden aan de buitenwereld over wat je hebt gedaan, dat jaar. En daarom organiseren we vioolconcerten in noodlijdende kerken, staan we op braderieën met beeldhouwwerk en zelfgemaakte kralenkettingen, organiseren we festivals en concoursen om onze shanties of klassieke werken te kunnen zingen en spelen bigbands in tochtige tenten funk en jazz, terwijl hun bladmuziek wegwaait. Ja, het is zelfs zo erg in Nederland, dat als je je inschrijft voor een werk/vakantieweekje, dan zul je zien, dat de cursusleider nadat hij zich heeft voorgesteld meteen begint over de afsluitende activiteit op het plaatselijke dorpsplein, waar heel het dorp voor is uitgenodigd. Zo hebben mijn acht medecursisten en ik een keer staan spelen in een vochtig en niet meer in gebruik zijnd kapelletje voor één dove fransman en zijn bejaarde moeder, die nog opgehaald moesten worden ook. Maar we doen het toch. Omdat het leuk is.
Naast leuk wordt het ook nog spannend, als je weet dat je uitvoering wordt beoordeeld. Dat kan in de vorm zijn van het applaus – het voelt zeker niet goed als na een concert iedereen zonder applaus snel de zaal verlaat – of in de vorm van een mondelinge of schriftelijke beoordeling: het juryrapport. Niemand verwacht te winnen, want dat hoort niet. Maar laatste worden? Dat wil niemand, ondanks dat het technisch gezien in alle gevallen iemand overkomt. Dus ontstaat er spanning: Gelukkig: een slechte generale; Wie zit er in de jury? Wie doet er nog meer mee? Vlak voor het optreden concludeer je met elkaar, dat het best goed zal gaan en dat we – hoewel we niet zullen winnen – ook geen laatste zullen worden. En met die achterliggende gedachte worden de appeltaarten op de jaarmarkt gekeurd door de Plattelandsvrouwen (sorry: Vrouwen van Nu), dansen de kinderen hun pas de deux voor aan hun balletjuf, inspecteert de koningin de schilderijen en etsen van hobbytekenclub “Ecolientje”, kietelen kanariekwekers hun vogels, opdat zij mooier zingen voor de keurmeester en presenteert het koor zich aan de provinciale afdeling van de Bond van Koren. Vlak na het optreden is iedereen eufoor: “wat ging het goed, hè, veel beter dan tijdens repetities, zag je hoe opgetogen het jurylid was, we waren veel beter dan de eerste bands, het applaus klonk harder dan voor de winnaar van vorig jaar” En dan het moment suprême. Iedereen wacht de uitslag af. Misschien worden we toch wel eerste…
Jammer de balletdanseres, de taartenbakster, de band, de schilder, de kanariekweker, de goochelaar, de violiste, het koor. Ze eindigen allemaal als laatste…
Dick